Column Ron Koenen
Column Ron Koenen Foto: Cartoon Ted Lenssen

Verbreding

Column

Ik snap het verzoek van de dorpsraad aan de gemeente Land van Cuijk wel om het wandel- en fietspad langs de Maas in Vierlingsbeek te verbreden.

En velen met mij, want het is een zeer geliefde route. Niet alleen voor mensen uit het dorp, maar ook voor toeristen. En lokale of ‘andersoortige’ vissers, want ook die lopen er bijna dagelijks in de rondte met hun vaak peperdure hengels. En parkeren hun auto dan geregeld ook nog naast of bij de ‘ingang’ van het smalle pad.

Het is er inderdaad vaak oppassen geblazen. Gezellig met z’n twee naast elkaar wandelen of fietsen op dit begintraject door het Maasheggengebied is in ieder geval schier onmogelijk, zo weet ik uit eigen ervaring. Als je niet oppast, sta je met je schoenen of je wielen in het gras. Zeker als je tegenliggers tegenkomt, moet je wel (half) van het verharde paadje af gaan, want anders is een botsing niet te voorkomen.

Het is er ook geregeld een gebel van jewelste. Zeker als het zonnetje schijnt op een zonnige zondagmiddag. Als de grijze golf het weer eens tijd vindt om er met hun elektrische fietsen op uit te trekken. In hun missie om hun geplande route in een zo rap mogelijk tempo af te leggen en anderen te waarschuwen (’pas op, maak vrij baan, ik kom eraan’), trekken ze herhaaldelijk aan de bel. Zeker als ze wandelaars, joggers, driewielers of andere fietsers op dat smalle strookje in willen halen. Levensgevaarlijke capriolen worden er dan soms uitgevoerd!

Wat ik ter plekke altijd zeer kan waarderen, is het onderlinge gegroet. Daar ontkom je bijna niet aan als je er loopt of fietst. Je ‘zit’ zo dicht op elkaar, dat je je eigenlijk verplicht voelt om ‘hallo’, ‘dag’ of ‘lekker weertje, hè’ tegen elkaar te roepen. Wat een Rotterdammer die onlangs op een van de bankjes langs de Maas zichtbaar ‘un poosie’ zat te genieten van ‘een stukkie brood’, het uitzicht en de gemoedelijke sfeer, ertoe verleidde om richting mij als toevallige passant zijn dank daarvoor uit te spreken: ‘Bij ons krijg je bij een begroeting een kets voor je kanus, hier in Limburg niet’. Of het door mijn Lottums dialect kwam of zijn gebrek aan kennis van topografie, laat ik maar in het midden. Om zijn en mijn humeur niet te verpesten, besloot ik de getatoeëerde Feyenoorder niet te corrigeren.

Al had het zijn kennis over het Vierlingsbeekse (pad) natuurlijk wel verbreed.